Een bewogen eeuw

Na de Griekse onafhankelijkheidsstrijd was Griekenland nog een stuk kleiner dan het nu was. De twintigste eeuw beloofde dan ook een spannende, enerverende eeuw te worden voor de Grieken. Het grondgebied werd verschillende keren uitgebreid - meestal door oorlogen. Qua bestuur is het een ook een bijzondere eeuw geweest, met koningen, minister-presidenten, dictators en militair bewind. Op deze pagina krijg je meer informatie over Griekenland in de twintigste eeuw, startend bij de Balkanoorlogen...

 

meer griekenland

Nu het Ottomaanse Rijk echt in begon te storten, zagen de landen op de Balkan hun kans schoon om terrein te winnen. Servië, Montenegro, Bulgarije en Griekenland vochten met elkaar om Ottomaans gebied in de streek, vergelijkbaar met Albanië, Noord-Macedonië en Noord-Griekenland vandaag de dag. De Grieken wisten grote stappen te zetten. De streken Epirus en Macedonië voegden zich bij Griekenland, evenals het eiland Kreta. Overigens hadden de Grieken wel geluk... De ongeschreven regel tussen de Balkanlanden was dat degene die als eerste een streek belegerde, hem ook mocht houden. Er schijnt slechts een uur gezeten te hebben tussen de aankomst van de Grieken in Thessaloniki en het moment dat de Bulgaren daar aan kwamen. Koning George I genoot grote populariteit in Griekenland, maar werd in 1913 in Thessaloniki vermoord door een geesteszieke

 

In deze tijd was Eleftherios Venizelos premier in Griekenland. De Kretenzer wist zijn eigen eiland weer onderdeel te maken van Griekenland en was vastberaden om nog meer grondgebied te winnen. Tussen 1910 en 1932 werd hij verschillende keren tot premier gekozen. Zijn acties hebben Griekenland gevormd tot wat het vandaag de dag is en daardoor zien de Grieken Venizelos als grondlegger van hun land, ook wel de ethnarch genoemd. In de Eerste Wereldoorlog koos Griekenland de kant van de geallieerden onder zijn leiding, tot grote boosheid van koning Constantijn I, die de Centrale Mogendheden wilde steunen door neutraliteit te verklaren. Het conflict zorgde voor de verbanning van Venizelos, waarna hij in de noordelijke gebieden rond Thessaloniki een 'nieuwe' Griekse staat vormde. Na een gewapend conflict in Athene en intensieve diplomatieke onderhandelingen deed koning Constantijn I in 1917 afstand van de troon. Zijn zoon volgde hem op en Griekenland koos officieel de kant van de Geallieerden in de oorlog. Uiteindelijk bleek dit de juiste keus: Door de geallieerde overwinning in 1918 kreeg Griekenland land toegewezen, dat aan Centrale Mogendheden Bulgarije en Turkije toebehoorden: Thracië in het noorden en Ionië, de regio rond Smyrna in het huidige Turkije. Het Nationale Schisma, zoals het conflict tussen Venizelos en Constantijn genoemd werd, was hiermee nog niet ten einde. Het 'Nieuwe Griekenland' in het noorden koos overtuigend de kant van Venizelos, waar het 'Oude Griekenland' toch eerder aan de kant van Constantijn stond. Alexander werd nooit echt geaccepteerd als koning en na zijn dood (door een apenbeet in 1920) werd Constantijn terug verwelkomd als koning en moest Venizelos opnieuw het veld ruimen.

 

De Griekse expansiedrang kwam overeen met het Megali Idea, een politieke stroming waarin Grieken pleitten voor de heropbouw van het Byzantijnse Rijk. Binnen deze grenzen, die ver buiten de huidige Griekse landgrenzen lagen, moesten de Grieken weer zeggenschap krijgen. Venizelos ondersteunde het idee, dus toen de Italianen in 1920 delen van Turkije wilden bezetten, grepen de Britten in: Om de macht in de regio te behouden, werd de Grieken in 1921 controle over West-Thracië en Constantinopel beloofd, als ze Izmir (Smyrna) zouden bezetten. Ondanks hevige protesten van Generaal Ioannis Metaxas en de teruggekeerde koning Constantijn I ging Griekenland akkoord. In 1921 leek de Grieken alles voor de wind te gaan. De Fransen hielden de Turkse weerstand tegen en de Grieken boekten winst. Toen de Fransen vertrokken, lieten ze de Grieken aan hun lot over. De Turken hadden de handen vrij (en een boel oorlogsmateriaal van de Fransen) en vochten terug. De Grieken leden verpletterende nederlagen tegen de Turken, die geleid werden door Atatürk. De Britten en Fransen lieten de Grieken weten dat hun claim op West-Thracië en Constantinopel niet langer legitiem was, waardoor de oorlog in Griekse ogen voor niets geweest was.

 

Wat volgde was het Verdrag van Lausanne. De Grieken gaven hierin terrein prijs ten opzichte van de Turken: Oost-Thracië en Ionië, na de Eerste Wereldoorlog Grieks, werden overgedragen aan de Turken. Als extra paragraaf werd opgenomen dat Grieken en Turken aan een bevolkingsuitwisseling zouden doen (Ἡ Ἀνταλλαγή in het Grieks). Bijna de voltallige Grieks-Orthodoxe bevolking werd uit Turkije verbannen en Griekenland deed hetzelfde met een groot deel van de moslims. De verdeling was puur op religie gebaseerd en niet op grondgebied: Ook de moslims van Kreta en christenen uit Anatolië werden gedwongen te verhuizen. In totaal werden ruim twee miljoenen mensen verplicht te verhuizen: Griekenland kreeg 1,5 miljoen nieuwe inwoners, Turkije ruim een half miljoen. De etnische zuiveringen in beide landen worden door zowel Griekenland als Turkije als een grote tragedie gezien, ook al bleven deportaties doorgaan tot ver in de twintigste eeuw.

 

van monarchie naar republiek... en weer terug

Toen Constantijn I in 1923 overleed, nam George II het over. De monarchie werd echter al na een jaar afgeschaft. Na de Grote Volksverhuizing van dat jaar was Griekenland arm, verdeeld en praktisch bestuursloos. Ineens hadden 1,5 miljoen nieuwe Grieken huisvesting, voedsel en werk nodig - een taak die moeilijk te volbrengen is, zelfs in onze tijden. Verschillende regeringen werden ten val gebracht door militaire coups, tot uiteindelijk de verbannen Eleftherios Venizelos nog een laatste keer terugkeerde om te dienen als premier. Zijn laatste regeerperiode duurde van 1928 tot 1932, toen de royalisten hem ten val wisten te brengen.

 

Na een twijfelachtig referendum wordt koning George II teruggehaald uit Londen. De koning weet echter goed dat er aan alle kanten aan zijn stoelpoten gezaagd wordt. Hij besluit Venizelos amnestie te verlenen, de politiek en het leger te ontdoen van corruptie en bemoeide zich duidelijk met de politieke gang van zaken. Uit angst voor een staatsgreep besluit George II de generaal Ioannis Metaxas te benoemen tot ad-interim minister-president. Metaxas liet deze kans niet onbenut: In augustus 1936, enkele maanden na zijn benoeming kondigde hij de noodtoestand af en stuurde het parlement naar huis. In 1938 liet hij zich uitroepen tot President voor het leven. De generaal stond voor orde en tucht, zijn bewind kende wel wat kenmerken van het fascisme. Hij bewonderde in ieder geval de Duitsers en Italianen in die tijd.

 

OCHI!

Metaxas bewonderde de Duitsers en Italianen misschien wel, maar hij had absoluut geen zin om Griekenland nog een keer in een oorlog te storten. Dit was in 1921 al slecht geëindigd, dus Griekenland bleef neutraal. Mussolini, de leider van Italië, maakte hier bruut een eind aan, door de Grieken op 28 oktober 1940 een ultimatum voor de overgave te stellen. Metaxas bleek een man van weinig woorden. Hij antwoordde slechts met 'Οχί!', het Griekse woord voor 'Nee!'. Sinds 1945 vieren de Grieken op 28 oktober dan ook jaarlijks 'Ochi-dag'.

 

De Italianen lieten het er niet bij zitten. Via Albanië vielen ze Griekenland binnen. Waar een makkelijke overwinning verwacht werd, liep het allemaal heel anders. De Italianen leden een verrassende nederlaag. Toen de Britten ook nog hun steun beloofden aan het Griekse leger, waren de rapen gaar voor de Asmogendheden. Dit veranderde toen Ioannis Metaxas in januari 1941 onverwacht overleed. Omtrent zijn dood zijn nog altijd veel vragen en complottheorieën, van zelfdoding tot buitenlandse interventie. Over het algemeen wordt aangenomen dat hij een natuurlijke dood stierf door een bacteriële infectie. Zijn opvolgers wisten weinig stabiliteit en orde te brengen in Griekenland. Het resultaat was een invasie door Duitsland, Italië en Bulgarije, die het land daarna verdeelden. De Bulgaren kregen Macedonië toegewezen en verboden daar elke uiting van de Griekse cultuur. In plaats daarvan propageerden zij de Zuid-Slavische cultuur en eigenden ze zich het Grieks-Macedonische erfgoed toe - een gevoelig punt ook tijdens de 'Kwestie Macedonië'. De Duitsers namen de controle over Athene, de Peloponessos en de eilanden uit strategisch opzicht. De Italianen kregen, tot hun woede, slechts het noordwesten, waar ze met zachte hand regeerden.

 

Na felle strijden in de bergen van Griekenland gaven de Duitsers Athene in oktober 1944 over aan de Britten. Voor de overgave werden nog heftige bloedbaden aangericht in Griekenland. Vlakbij het klooster van Osios Loukas vinden we het dorpje Distomo, waar we doorheen zullen rijden. Na een Griekse aanval op een Duits konvooi, besloot SS-commandant Lautenbach wraak te halen. Op 10 juni 1944 ging hij met zijn troepen van deur naar deur in Distomo. Binnen twee uur werden 214 burgers gedood. Volgens ooggetuigen werden baby's doorboord met bajonetten, zwangere vrouwen doodgestoken en de priester onthoofd.

 

Na de overgave veranderde er veel in Griekenland. De regering keerde terug en ook koning George II werd teruggehaald. Hij overleed echter al in 1946. In dat jaar kreeg Griekenland nog meer grondgebied, toen de eilanden in de Dodekanessos door Italië aan Griekenland gegeven werden. 

 

macht aan het leger

Na de Tweede Wereldoorlog voltrok zich een patroon in Griekenland. Zodra een wereldoorlog ten einde komt, gaat het in Griekenland mis. In 1918 leidde dit tot de Grieks-Turkse Oorlog, nu ontstond een Burgeroorlog. Met steun van Stalin in de Sovjet-Unie eisten de communisten de macht op in Griekenland. De Verenigde Staten wisten in te grijpen en ervoor te zorgen dat de communisten niet verder op konden rukken. Door interventie van de Engelsen en de breuk tussen Joegoslavië en de Sovjet-Unie verzwakte de communistische opstand. In 1949 werd de burgeroorlog in het voordeel van de regeringstroepen beslecht. Generaal Papagos werd benoemd tot premier.

 

De wonden van de oorlogen waren groot in Griekenland. De armoede was enorm, voedsel- en woningtekorten rezen de pan uit. Bovendien waren veel Grieken verbitterd en gedesillusioneerd door de gang van zaken. Pavlos I deed, samen met Papagos, zijn best om het allemaal recht te trekken. De communistische partijen werden verboden, om herhaling van de burgeroorlog te voorkomen. In 1964 overleed Pavlos I en werd opgevolgd door zijn zoon, Constantijn II. Deze wist de verhoudingen in Griekenland terug op scherp te zetten. Toen premier Papandreou hem vroeg enkele legerofficieren te ontslaan, was het Papandreou zelf die zijn ontslag kreeg van de koning. De onrust sloeg in Griekenland genadeloos toe. Kabinet na kabinet viel en onlusten waren dagelijkse praktijken.

 

In mei 1967 zouden nieuwe verkiezingen plaatsvinden. Echter, in april vond het leger het genoeg geweest toen Papandreou de verkiezingen dreigde te winnen. De generaal Styliakos Pattakos en kolonels Giorgos Papadopoulos en Nikolaos Makarezos grepen de macht en verdreven koning Constantijn II. De koning dacht de steun van het volk te hebben en besloot een eigen staatsgreep te plegen, maar deze mislukte jammerlijk.

 

Het kolonelsregime was een militaire junta en regeerde van 1967 tot 1974. Onder de militaire junta werden de vrijheden van de bevolking verregaand ingeperkt. De vrijheid van de pers werd aan banden gelegd, kranten en boeken verboden. Vakbonden werden monddood gemaakt en een ieder die van communistische sympathieën verdacht werd, kon rekenen op vervolging. Volgens junta-leider Papadopoulos was Griekenland ‘een patiënt die aan het bed moest worden geketend voor zijn eigen goed tijdens de operatie’. In 1973 werd de monarchie officieel afgeschaft. Giorgos Papadopoulos werd erkend als president na een referendum.

 

In november van datzelfde jaar kwamen studenten in Athene in opstand. Na een bloederige opstand op de Polytechneio, de universiteit van Athene, was de maat vol. De oude collega's van Papadopoulos waren het beu en verdreven hem. Gizikis greep de macht, al werd hij vanaf Cyprus aangestuurd door generaal Dimitrios Ioannidis. Deze generaal was groot voorstander van enosis, de ideologie dat Cyprus deel zou uitmaken van Griekenland. Toen hij, als leider van Griekenland, een staatsgreep pleegde tegen de zittend president en aartsbisschop Makarios III, lokte hij een oorlog uit met Turkije, die besloten Cyprus binnen te vallen.

 

De opstand van studenten, als ook de kwestie op Cyprus zorgde ervoor dat de junta alle geloofwaardigheid verloor. Phaidon Gizikis kon niet anders dan overleggen met alle partijen, inclusief democraten, hoe nu verder, ook al wilde Ioannidis dit absoluut niet hebben. De generaal van Cyprus werd gevangen gezet en tot zijn dood opgesloten als persona non grata in Griekenland, wegens wandaden jegens het Griekse volk. Uit Parijs keerde de conservatieve politicus Konstantinos Karamanlis terug. Hij wist de verkiezingen met overmacht te winnen. Hij schreef nog wel een referendum uit om te kijken of Griekenland de monarchie wilde herstellen. Na alle ellende die veroorzaakt was door Constantijn II, zagen de Grieken hier geen brood in. De referendum eindigde in een overwinning voor de republikeinen. De inval op Cyprus leidde tot woede onder de Grieken, die vonden dat de NAVO niet hard genoeg opgetreden had tegen de Turken. Het NAVO-lidmaatschap werd opgezegd en pas in 1980 keerden zij terug. Onder Karamanlis werden ook stappen gezet richting EU-lidmaatschap, wat uiteindelijk lukte in 1981.

Wie is de held? wie is de vijand?

Met zo'n geschiedenis is het moeilijk om te zien wie er nu als helden gezien worden in Griekenland en wie niet. Over de koningen wordt weinig meer gesproken. Griekenland is trots op de democratie en het parlementaire stelsel. Op enkele plekken, zoals Nafplio, zien we wel standbeelden van de vroege koningen uit de negentiende eeuw.

 

Duidelijk is wel dat Eleftherios Venizelos een goede naam heeft. Het vliegveld in Athene is naar hem vernoemd en over het algemeen leren de Grieken hun kinderen dat Venizelos de grondlegger is van het moderne Griekenland. Ondanks alle strijd en drama's, is hij een held voor velen. Hetzelfde kan gezegd worden voor Ioannis Metaxas. Zijn fascistische ideologie is in een verdomhoekje geraakt, mede door de nazi's en de militaire junta van de jaren '70, maar zijn standvastige optreden in de Tweede Wereldoorlog en mysterieuze dood maken van hem wel een 'cultfiguur' in de Griekse geschiedenis.

 

Minder goed loopt het af met de leiders van het kolonelsregime. Zij zijn allen praktisch tot hun dood in gevangenschap gehouden. In 2002 werd besloten zat niemand die bij de junta betrokken was geweest nog kiesrecht mocht hebben. Zeker Dimitrios Ioannidis en Giorgos Papadopoulos moeten het ontgelden en worden verafschuwd door een overgroot deel van de Grieken.